Van de hoed en de rand
Ooit symbool voor het vrije leven in de Joodse staat, nu nagenoeg geheel verdwenen uit het straatbeeld. Wat is er eigenlijk gebeurd met de kibboetspet?
Wat de sombrero is voor de Mexicanen, de bolhoed voor de Engelsen en de cowboyhoed voor de Texanen, dat is de kova tembel – in Nederland ook bekend onder zijn schuilnaam ‘kibboetspet’ – voor de Israëli’s. Of was, eigenlijk. Want de kova tembel lijkt zo goed als verdwenen, niet alleen uit het straatbeeld maar ook uit de hedendaagse Israëlische iconografie.
Vijf stukken stof, vier taps toelopende delen aan elkaar genaaid tot een komachtige vorm zonder duidelijke voor- of achterkant, het vijfde in een ring onderaan genaaid, daaruit bestaat de kova tembel. De pet bedekt voorhoofd, oren en nek, zuigt zweet op, en laat zich makkelijk opvouwen en in de zak steken. Eigenschappen die hem bijzonder geschikt maakten voor lieden die lange dagen op het land in de hete zon werken, zoals de pioniers van de Joodse staat ooit plachten te doen. Bovendien was het ding goedkoop om te maken, want makkelijk en je kon er restjes stof voor gebruiken.
Tempelhoed
Over de oorsprong van de naam van de pet doen verschillende verhalen de ronde. Kova betekent hoofddeksel of hoed. Het woord tembel betekent in het hedendaagse Ivriet zoiets als sukkel of dommerd, maar dan wel in de goeiige zin van het woord. Kwade bedoelingen zijn de tembel vreemd. Sul, zou een aardige vertaling zijn. Waarschijnlijk komt het uit het Turks, waar tembel luilak betekent, zeg maar, iemand die er met de pet naar gooit. Het is overigens een van de weinige woorden uit het Turks die in het moderne Ivriet terecht zijn gekomen. Turkse gezaghebbers plachten met de lokale bevolking in het Arabisch te communiceren, waardoor Joden niet veel Turks kenden.
À propos Arabisch: een andere verklaring van de naam verhaalt dat de tembel-hoed eigenlijk een tempelhoed is, genoemd is naar de hoofdbedekking die gedragen werd door de Duitse Tempeliers, die kolonies bouwden in Palestina. Arabieren hebben moeite met de uitspraak van de ‘p’, die bij hen neigt te klinken als een ‘b’.
De kova werd ook wel een kova mikvai genoemd, naar Israëls eerste landbouwinternaat Mikveh Jisrael, waar leerlingen het hoedje droegen. Van dat verhaal bestaat ook een wat uitgebreidere versie. De leerlingen van Mikveh Jisrael (wel 350) zouden op schoolreisje naar het theater gaan. De kindertjes, veelal arm en verwaarloosd, stonden klaar om op stap te gaan toen bleek dat ze allemaal hoofdluis hadden. Hun bolletjes werden kaalgeschoren, maar daarna weigerden ze blootshoofds de deur uit te gaan. In allerijl werden er petjes voor ze genaaid. Toen ze eenmaal bij de voorstelling aankwamen, ontmoetten ze daar de van gezondheid blakende rijkeluiskinderen van een school in Tel Aviv, die blijkbaar een niet al te hoge pet ophadden van hun leeftijdsgenoten, en riepen ‘daar heb je de tembels met hun kova’.
Aussie hat
Hoe het ook zij, het petje werd in eerste instantie helemaal niet door sukkels gedragen, maar door stoere mannen en vrouwen. Kiboetsnikiem die vanaf het begin van de 20e eeuw het onontgonnen land vruchtbaar en bewoonbaar maakten, droegen hem, maar ook leden van de Palmach, de elite-eenheid van de Hagana, het Joodse bevrijdingsleger van vóór de staat, stonden erom bekend kovaé tembel (meervoud) te dragen. Dat óf een ‘Aussie hat’, een breedgerande (en duurdere) Australische hoed.
De Israëlische socioloog en geschiedkundige Oz Almog weet daar een aardige anekdote over te vertellen. Yigal Allon, de legendarische Palmach-commandant die later minister-president werd, vergeleek eens de beide hoofddeksels met elkaar: “De Australische hoed maakt van iedereen een held, terwijl de kova mikvai elke held in een tembel verandert.”
Sabra par excellence
De man die vrijwel eigenhandig verantwoordelijk was voor het verheffen van de kibboetspet tot nationaal symbool is cartoonist Kariel Gardosh, beter bekend onder zijn nom de plume ‘Dosh’. Gardosh, een overlever uit Hongarije, kwam in 1948 naar Israël, waar hij begon als journalist. Spoedig begon hij ook met het maken van cartoons, waarvan de bekendste ongetwijfeld de getekende figuur ‘Srulik’ is. Srulik, een goedgemutste jongeman met een enigszins naïeve uitstraling, droeg een korte broek, sandalen en een kova tembel, het uniform van een nieuwe soort: de ‘Israëli’. De naam Srulik is de verkleinvorm van ‘Israël’, en zo stond hij symbool voor de pasgeboren staat. Hij verscheen voor het eerst in 1951 in het dagblad Haolam haze maar verhuisde halverwege de jaren 50 met zijn schepper mee naar Ma’ariv. Decennialang becommentarieerde hij bijna dagelijks het nieuws, prikkelend en satirisch.
Srulik, een zionist en een toegewijde bewerker van het nieuwe land, trok, als het nodig was, ook een uniform aan om zijn land te verdedigen. Hij was de sabra par excellence, de personificatie van de jonge Joodse staat. In de loop der jaren groeide hij op van jongetje tot jongeman. Bij het tienjarig bestaan van Israël werd de publiekslieveling dan ook de officiële mascotte en bij vijftig jaar werd een postzegel uitgebracht met het ventje erop.
Velen hebben erop gewezen dat Srulik nog een belangrijke taak had: hij was de antithese van de antisemitische karikaturen van de sluwe Jood met haakneus. Dosh creëerde een beeld van de nieuwe Jood: trots, sterk, sympathiek en met een beetje choetspa.
Snedig
Ook in Nederland drong, zij het vooral in Joodse kring, de pet door. Jeugdverenigingen als Haboniem Dror hadden hun eigen rood met witte petten, en ook op de pagina’s van het NIW kreeg de kova een plekje. Van eind jaren 80 tot begin jaren 90, toen in Israël al bijna niemand de pet meer droeg, stond hier en daar in het blad een cartoon van twee pratende kibboetspetjes. Kibboetspetjes met sandalen – de korte broek was ertussenuit gelaten – de opmerkingen snedig en boven op het nieuws.
Werd het hoedje in Israël in de jaren 70 nog door jan en alleman gedragen, in de decennia erna verdween het langzaam. Behalve bij Srulik dan. De jongen werd volwassen en kreeg een lange broek in plaats van een korte, maar de kova tembel bleef. Yossi Klein schreef daarover in zijn artikel over de evolutie van de Israëli: “Het kind ging, de tembel bleef over, maar het kan zijn dat onder het petje het kalen al begon. Het kalen dat zou leiden tot het kaalgeschoren hoofd van de huidige Israëli, die tembels rauw lust.”
Waar korte broek en sandalen, hoewel minder frequent, nog volop gedragen worden in Israël – waar dat nog steeds een volkomen acceptabele uitdossing is om mee op een bruiloft te verschijnen – zie je eigenlijk nooit meer iemand met een kova tembel op ’t hoofd. Tegenwoordig zijn het alleen nog toeristen die zich ermee tooien. Ook een soort ‘tembels’, volgens sommigen.
Met de onschuld en zijn oorspronkelijke socialistische idealen verloor Israël ook de kova tembel. Waar-ie gebleven is? Geen idee. Maar zoals Toon Hermans al zei: ‘Er gaat meer boven mijn pet, dan eronder.’